De case van Shirley

Shirley is een vrouw van 41 jaar, ze belt mij met de vraag of ze een afspraak kan maken. Ze vertelt dat ze zich ongelukkig voelt en niet weet wat ze met haar toekomst wil. Het grootste deel van de dag heeft ze het gevoel geen aansluiting te ervaren in het contact met anderen en nu ze zelf kinderen heeft die hoogbegaafd zijn, ziet ze wat ze zelf vroeger gemist heeft.

Tijdens de eerste afspraak vertelt Shirley over haar jeugd. In de klas had ze het gevoel dat ze anders was en dat de andere kinderen haar gek vonden. Omdat ze twee kinderen heeft, waarvan de oudste hoogbegaafd blijkt te zijn is ze zelf na gaan denken. Ze ziet bij haar kind dat iedereen zijn best doet om mee te denken en een omgeving te bieden die aan sluit. De gedachte aan wat dit met haar als kind zou hebben gedaan maakt haar somber. In plaats van meedenkend, heeft Shirley haar omgeving als intimiderend en oordelend ervaren. Shirley vertelt hoe ze met buikpijn in de klas zat en hoe blij ze was als ze na een ‘speel afspraak’ weer naar huis kon. Thuis was ze gefascineerd door de model bootjes die haar vader bouwde, maar meedoen mocht ze nooit, dat was niet voor kinderen.

De eerste vraag die Shirley heeft is of ze zelf ook hoogbegaafd zou kunnen zijn. Dit durft ze bijna niet uit te zoeken uit angst voor het antwoord. Als het niet zo blijkt te zijn zou dat betekenen dat ze zich aanstelt. Als het wel zo is staat haar wereld op zijn kop. Voor haar gevoel zou dit het bewijs zijn dat ze wel echt iets gemist heeft en zou het haar toestemming geven om boos te zijn, waarvan ze nog niet weet of ze dat wel wil.

Uit het intelligentie onderzoek dat we doen komt een IQ van 132. Dit doet bij Shirley inderdaad veel stof opwaaien. Het plaatst veel in perspectief en gedurende de daaropvolgende weken komen er veel herinneringen uit haar jeugd omhoog.

De tweede vraag is van een wat diepliggender aard. Waar komt dat gevoel van geen aansluiting kunnen vinden vandaan? Na lang doorvragen blijkt het antwoord iets te zijn wat ik vaker zie bij hoogbegaafden. Als kind heeft Shirley de angst gevoeld afgewezen te worden. Hier was in eerste instantie niet zo veel aanleiding toe, maar omdat ze zelf voelde dat ze niet op de zelfde manier dacht als haar klasgenoten is deze angst ontstaan. Vanaf het moment dat ze naar school ging is ze zich gaan aanpassen. Zo extreem dat ze thuis wel kon lezen, maar op school niet. Op de middelbare school had ze het gevoel dat ze haar klasgenoten voor de gek hield door te doen alsof ze vrienden waren. Shirley vertelt dat ze daar veel moeite mee gehad heeft, maar het gevoel had geen andere optie te hebben.

Gedurende dit proces is Shirley steeds verder verwijderd geraakt van zichzelf. Ze is aan zichzelf gaan twijfelen en durfde uiteindelijk niet te gaan studeren. Op haar werk voelt ze daarom soms boosheid als er wel geluisterd wordt naar een academisch opgeleide collega, maar niet naar haar, geeft ze schoorvoetend toe.

Shirley en ik brengen samen in kaart welke gebeurtenissen in haar leven bijgedragen hebben aan de angst om te kort te schieten en dan afgewezen te worden. Hieruit komt duidelijk naar voren dat deze angst met een jaar of 7 al op 80% zat van wat hij nu is. De overige gebeurtenissen zijn misschien recenter en duidelijker te herinneren, maar zijn eigenlijk schepjes bovenop de angst geweest die er al was. Door middel van een aantal EMDR behandelingen halen we de lading van de sterkst bijdragende herinneringen.

Vier weken na de laatste EMDR behandeling spreek ik Shirley om te kijken hoe alles geland is en hoe het nu met haar gaat. Ze vertelt een leuke studie te hebben gevonden, maar niet aan de toelatingseisen te voldoen. Inmiddels is ze begonnen met het bijspijkeren van de vakken die ze mist. Na het eindexamen in mei gaat ze zich inschrijven voor de deeltijd studie aan de RUG.